Bij de dierenkliniek kom ik niet graag. Je wordt er aangesproken alsof je een beetje seniel bent.
Helaas moet ik vlooienampullen hebben voor mijn logeerkat. Het gesprek, dat ik op voorhand al vreesde, gaat deze keer zo. “Als Kees vlooitjes heeft, moet u alles grondig stofzuigen en schoonmaken in huis. Dat is een vervelend karweitje, maar echt noodzakelijk hoor!”.
Na meer van dergelijke preken, volgt de climax. Uitgesproken op meelevende toon alsof één van mijn naasten op sterven ligt: “Wat jammer van die vlooitjes, dat is een tegenvaller natuurlijk! Ik hoop dat u toch nog plezier beleeft aan de logeerpartij van Kees.”
Thuis krijgt Kees, mét zijn vlooitjes, een oplawaai omdat ie tussen de worteltjes wil gaan poepen. Een extra harde. Uit frustratie over het vlooienmevrouwtje van de dierenkliniek.
Leave A Comment