Een van de moeilijkste dingen is het schrijven van een rouwkaart. Deze week had ik er twee. Veel verder dan “gecondoleerd’ en “sterkte met het verlies’ ben ik niet gekomen.
Soms kun je een regeltje wijden aan het karakter van de overledene. Voor mijn twee condoleances van deze week ging die vlieger niet op; ik kende de betrokkenen nauwelijks, alleen hun echtgenotes.
Toen mijn eigen vader overleed, enkele decennia geleden, kwam er een vloedgolf aan kaarten binnen. Ik weet nog dat er bijzonder originele en hartelijke teksten bij zaten. De grote meerderheid kwam echter niet verder dan een onhandig “woorden schieten te kort’, of een iets te zwaar aangezet “wat zul je hem vreselijk missen’.
Het gekke is, voor ons als nabestaanden was dat helemaal niet belangrijk. De kaart zelf, de blijk dat iemand aan jou en je vader gedacht had, dat was het enige wat telde. En steun gaf. Je vergeeft iedereen zijn gehaspel, omdat de goede bedoeling eruit springt.
Daar heb ik dus van geleerd. En daarom brabbel ik lekker onhandig door: “woorden schieten te kort’.
Leave A Comment