Een jongetje in pyjama, jaar of acht, staat onder het afdak van het toiletgebouw te wachten tot de regenbui over is. Het is vroeg, de rest van de camping slaapt nog.
“Kom eens kijken”, wenk ik hem samenzweerderig. In het afvoerputje van de wastafel spartelt een meikever. “Niets doen hoor mevrouw, dadelijk haalt ie zijn vriendjes en dan steken ze”, ratelt hij enthousiast. “Zullen we een takje zoeken en hem in de bosjes zetten?”, opper ik. “Zo veel meikevers zijn er niet meer, we moeten hem helpen.” Het jongetje is meteen om. IJverig gaat hij op zoek naar een geschikt takje.
Als het beestje gered is, wachten we samen op droger weer. “Mama weet niet waar ik blijf”, zegt het jongetje ongerust. “Ach, ze ziet wel dat het regent”, stel ik hem gerust. “Misschien komt ze je wel halen met een plu.” Die mogelijkheid snuift hij verontwaardigd weg. Gelukkig maar, je weet het niet met die moeders van tegenwoordig.
Als het druppelen wat minder wordt, spurten we samen weg. Hij richting zijn caravan, ik richting mijn tent. “Veel meikevers redden hè”, roep ik als afscheidsgroet.
Leave A Comment