De zieke nadert zijn einde en vergaat van de pijn. Met bezwaard gemoed gaan wij naar het ziekenhuis voor een, naar wij aannemen, laatste bezoek.
Daar wacht ons een verrassing. De zieke ligt eerst als een hoopje ellende onder de dekens verstopt, maar na een flink snuifje extra morfine (uit zo’n neussprayflesje) komt hij tot leven. Hij gaat op de rand van zijn bed zitten en kletst ons de oren van het hoofd. Hoe gaat het met jou, hoe was je vakantie. Tussendoor laat hij vrolijk weten dat hij binnen nu en een paar weken dood wil zijn. “De arts had twee, drie dagen nodig om de euthanasie in orde te maken. Vooruit, laat het dan drie dagen zijn maar dan moet het gebeurd zijn”, vertelt de zieke opgewekt. Aangestoken door zijn vrolijkheid en morbide grapjes, doet mijn schoonzoon mee. “Wij gaan volgende week op vakantie, kun je het daarvoor of daarna regelen asjeblief.” “Deal”, antwoordt de zieke opgetogen. Blij dat zijn humor begrepen wordt. Maar ik vermoed dat hij het nog meent ook.
In diepe verwarring, en toch ook opgelucht, gaan we naar huis. Zo’n sterfbed is een makkie voor de omstanders. Maar het is niet te bevatten.
Leave A Comment