Het loopt tegen het eind van de uitvaartdienst. Direct naast mijn bankje, in het gangpad, staan zes doodgravers klaar om de kist te gaan halen. Het valt me op dat twee van hen jong zijn. Begin twintig, lijkt het wel. Als de dominee vraagt om een laatste stilte, om de gestorvene te gedenken, gaat er in de zwijgende kerk een mobiele telefoon af. De mijne”
Als door een wesp gestoken graai ik in mijn tas naar dat rotding. Ik word zelden mobiel gebeld, en hij staat zo zachtjes dat ik normaal alle oproepen mis, maar hier klinkt het gedempte tring-tring als een kerkklok. Terwijl ik met rood hoofd mijn rammelende mobieltje zoek tussen de portemonnee, schrijfblokken, shag en papieren zakdoekjes, hoor ik naast me in het gangpad een beschaafd gekuch. “Ahum ahum’, doet een van de jonge doodgravers nadrukkelijk. “Ik leid de kerk wel af, zoek jij als de drommel dat ding’, zeggen zijn ogen samenzweerderig tegen mij. Opgelucht schakel ik mijn gevonden mobiel uit, ruk voor de zekerheid de hele batterij los, en schenk de behulpzame knaap een innig dankbare knipoog.
Het zijn de kleine dingen in het leven die het hem doen.
Leave A Comment