Tijdens een potje badminton zwikt mijn enkel om en lig ik uitgeschakeld op de grond. Twee medespelers ondersteunen me als ik hinkelend het veld verlaat. ‘Ik wil ook een keer aandacht’, roep al naar de kant waar toeschouwers nieuwsgierig kijken wat er aan de hand is.
Na een ijspack en heel veel innig medeleven, ‘Over vier jaar kun je vast wel meedoen aan de paralympics’, strompel ik, weer hangend tussen twee mannen, naar de auto die me thuis gaat brengen. Daar aangekomen is het gedaan met de aandacht en moet ik mezelf zien te redden. En dan ontdek je dat het nog niet zo eenvoudig is een beker warme melk door de kamer te vervoeren als je alleen maar kunt hinkelen. Maar daar vinden we wat op. Zover ik kan reiken, plaats ik de beker steeds op een kastje, bureau, tafel of stoel voor me, waarna ik springend op één been dichterbij kom. Zo lukt het me toch, in vele etappes, de beker warme melk zonder morsen bij mijn luie stoel te krijgen.
De trap op, dat doen we natuurlijk zittend, steeds een tree omhoog. Waarom hebben we eigenlijk twee voeten? Helemaal niet nodig.
Leave A Comment