Drie winterjassen hangen hier aan de kapstok. Een spiksplinternieuwe, gekocht in een opwelling. Een nog goed bruikbare, maarja, een beetje op uitgekeken. En een aftands geval dat ik honderd jaar gedragen heb. Zelfs toen de rits het begaf, kon ik hem nog niet weggooien. Inmiddels ben ik aan het fröbelen geslagen en zowaar, de rits is vervangen.
Met twee ‘fatsoenlijke’ jassen kies ik toch vaak voor het gerepareerde oudje. Hij is als enige van lekker katoen, en dat voel je. Geen ontploffingsgevaar als je je te warm fietst, geen opvliegers als je een snikhete winkel binnentreedt.
Boven op zolder ligt trouwens nóg een nauwelijks gedragen jas. Die móest ik kopen, toen de rits van mijn favoriete todje het midden in de winter begaf. Hij is te kort en dus te koud aan de benen.
Verder is mijn garderobe écht heel bescheiden.
Leave A Comment