Het git nie aan. De Elfstedendroom is al weer aan diggelen. Misschien later, maar ik moet het nog zien.
Voor de zekerheid heb ik afgelopen week zelf de ijzers maar ondergebonden. Op de dorpse ijsbaan, lekker rustig in het bos. Dat was een schokkende ervaring. De eerste meters leek het alsof een kleuter van drie zijn eerste stapjes op het ijs zette. Kromgebogen en strompelend zochten mijn benen naar oude herinneringen. Hoe moest dat ook alweer? Als kind schaatste ik potverdrie elk jaar, elke dag dat er ijs lag. Waar is die ervaring gebleven?
Na een kwartiertje vallen en opstaan kwam het gevoel enigszins terug. Achteruit, pootje over, warempel, het lukte weer enigszins. “Je gaat goed achteruit’, prees een grapjas die mij bezig zag.
De tweede dag had ik, behalve blauwe knieën van het vallen, hoge verwachtingen. Nu waren die schaatsbenen wel terug. Het ging zo mogelijk nog slechter dan de dag er voor. Bovendien was het zo koud, dat alle tien de tenen eraf vroren. Als een kruk kraste deze Atje Keulen-Deelstra over het ijs.
Of die Elstedentocht nu doorgaat of niet, één ding is bekend. Ik doe niet mee.
Leave A Comment