Terug in Nederland, na een weekje fietsen in Engeland. Het rechts rijden gaat vanzelfsprekend, maar de rest is wennen. Op zijn Engels steek ik over voor een auto die toch op de stoppende vrachtwagen voor hem moet wachten. In plaats van vriendelijk een ruime afstand te bewaren, drukt de chauffeur zijn bumper zo dicht mogelijk tegen die van zijn voorganger aan. O ja, we zijn weer in Nederland. Even wakker worden, na zeven dagen in droomland te hebben gefietst.
Op een Brits landweggetje draaide een tegemoetkomende automobilist behulpzaam de buitenspiegel van zijn busje plat, zodat wij, de Dutch bikers, er makkelijker langs konden. Uiteraard stopte hij daarbij, glimlachend, om ons te laten passeren. Dat wordt afkicken, als we straks weer thuis zijn, voorspelden wij toen al.
De Britse beleefdheid voor fietsers heeft een dubbele oorzaak. Enerzijds vindt men het vertederend, dat geploeter tegen de heuvel op terwijl je ook met de auto had kunnen gaan. Anderzijds verklaart men je voor gek. En gekken, daar ga je niet mee strijden. Die geef je de ruimte.
Die theorie kan ik staven met de volgende anekdote. De laatste nacht in ons tentje hoorde ik twee aangeschoten Engelsmannen dwars door ons kampementje lopen. ‘They are Dutch’, verzekerde de ene Engelsman zijn mate. Op een toon alsof hij dat door intensief speurwerk zelf ontdekt had. De ander, berustend in de waanzin van de wereld: ‘O jeay, all that bikes. They háve to be Dutch’.
Leave A Comment